Flora en Faunawet

Flora en Faunawet vraagt zorgvuldige planning van uitvoering werkzaamheden. Voor advies en ondersteuning bij deze activiteiten kunt u contact opnemen met Groenadvies Amsterdam bv, telefoon: 06-505 23 935 of per e-mail: info@groenadviesamsterdam.nl

Stap 1*

Beoordelen of de Flora en Faunawet überhaupt van toepassing is op de plek van de geplande werkzaamheden. Dit is het geval als er op het werkterrein beschermde soorten voorkomen én de geplande werkzaamheden een schadelijk effect (kunnen) hebben op die soorten.
En die kans is zeer groot. Alle inheemse vogels, reptielen en amfibieën en een groot deel van de inheemse zoogdieren (waaronder alle vleermuizen) zijn namelijk beschermd. Het risico dat het terrein onder de werking van de wet valt is daardoor aanzienlijk. Het is daarom belangrijk om vanaf het begin van de planvorming te inventariseren welke planten en dieren in het gebied voorkomen én wat de mogelijke gevolgen voor hun kunnen zijn.

Stap 2**

Beoordelen of de geplande activiteiten binnen het vrijstellingssysteem vallen. Er zijn activiteiten waarvoor in bepaalde gevallen geen ontheffing aangevraagd hoeft te worden. Dit wordt bepaald door de uitkomst van de inventarisatie bij stap 1.

De categorieën zijn:
1. Bestendig beheer en onderhoud
2. Bestendig gebruik
3. Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting

Voor alle werkzaamheden die daarbuiten vallen moet een ontheffing worden aangevraagd.

Stap 3***

Vaststellen welke dieren en planten er binnen de werkgrenzen voorkomen én wat de gevolgen van de werkzaamheden voor hun kunnen zijn. U moet dus weten óf en zo ja, wáár deze soorten in het gebied voorkomen. Dit vraagt nogal wat kennis van dieren en planten. Groenadvies Amsterdam heeft de kennis in huis om een volledige inventarisatie van flora en fauna uit te voeren.

* Toelichting bij stap 1:

Toelichting
De Flora en Faunawet van 1 april 2002 regelt de bescherming van de inheemse flora en fauna. In Nederland zijn 36.000 soorten dieren en planten bekend. Hiervan vallen 500 soorten onder de Flora en Faunawet. Maar, let wel! Dit betekent niet dat de overige 35.500 soorten vogelvrij zijn verklaard. Voor de wet zijn alle soorten onvervangbaar en vallen onder de zogenoemde zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten. Het uitgangspunt van de wet is, dat het voorbestaan van de soort niet in gevaar mag komen. De wet beschermt dus de soorten en niet elk dier en elk plantje individueel.
Al snel na de invoering van de wet liep men in de praktijk tegen soms grote problemen aan. Iedereen kent wel een verhaal van een groot bouwproject dat langdurig vertraagd werd of zelfs niet kon doorgaan vanwege de aanwezigheid van een beschermde plant of dier. Reden om in 2005 een deel van de wet te wijzigen. Het uitgangspunt is nog steeds dat er geen schade mag worden aangericht aan beschermde dieren en planten, tenzij dit nadrukkelijk wordt toegestaan. Maar als werkzaamheden zodanig worden uitgevoerd of gepland dat er geen schade zal optreden, dan hoeft er van tevoren niets geregeld te worden. Dit moet dan wel zorgvuldig worden aangetoond (en vastgelegd!). Is schade waarschijnlijk of zelfs onvermijdelijk, dan moet er aanvullende actie ondernomen worden. Welke actie dat is, hangt af van het type werkzaamheden en het doel er van.
De 500 soorten die onder de wet vallen zijn door het ministerie LNV verdeeld over 3 tabellen. In tabel 1 staan de lichtst beschermde soorten, in tabel 3 de zwaarst beschermde en in tabel 2 de overige, wat schaarsere, soorten. Deze tabellen bepalen in grote mate de voorwaarden waaronder gewerkt kan worden. Verder gelden de regels voor alle vogels.

** Toelichting bij stap 2:

Toelichting

Wat is bestendig? Het werk is een voortzetting van bestaand beheer. Dit beheer heeft immers al bewezen dat het niet nadelig (misschien zelfs wel voordelig!) is voor de instandhouding van de aanwezige beschermde soort(en). De cruciale term hier is ”voortzetting”. Zodra het beheer gewijzigd wordt, bijvoorbeeld door de inzet van nieuwe technieken of grotere machines of zelfs maar door een wijziging in tijdstip of frequentie van maaien, dan vervalt de vrijstelling! Het is daarom belangrijk dat het bestaande beheer goed gedocumenteerd is.

De derde categorie, ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, omvat een breed scala aan groot- en kleinschalige activiteiten als aanleg van wegen, woonwijken en bedrijventerreinen. Maar ook de verbouwing van een huis of de uitbreiding van een schuur vallen hieronder. Het zijn over het algemeen ingrijpende veranderingen die leiden tot een functieverandering of een uiterlijke verandering van het gebied.

*** Toelichting bij stap 3:

Toelichting
Komen er soorten voor uit tabel 1 en valt het werk binnen de eerder genoemde vrijstellingscategorieën dan hoeft u geen ontheffing aan te vragen. Valt het werk buiten de genoemde vrijstellingscategorieën, dan dient u ontheffing aan te vragen. Er zal dan een relatief lichte toets plaatsvinden.
Bij tabel 2 komt de gedragscode aan de orde. Dus, komen er soorten voor uit tabel 2 en valt het werk binnen de genoemde vrijstellingscategorieën én werkt u volgens een goedgekeurde gedragscode, dan hoeft u wederom geen ontheffing aan te vragen. Zoniet, dan dient u ontheffing aan te vragen. Ook hier zal een relatief lichte toets plaatsvinden.
Wanneer er soorten uit tabel 3 (de zwaarst beschermde soorten) voorkomen, dan dient er vrijwel altijd een ontheffing te worden aangevraagd, zélfs als het werk binnen de vrijstellingscategorieën valt en er een gedragscode aanwezig is. Er vind dan een zware toets plaats.